|
1
2
3
4
5
|
1) | Ziet, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat1) wij kinderen Gods2) genaamd zouden worden. Daarom kent ons4) de wereld niet,5) omdat zij Hem niet kent.3)6) |
2) | Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods,7) en het is8) nog niet geopenbaard,9) wat wij zijn zullen.10) Maar wij weten, dat als Hij zal geopenbaard zijn,11) wij Hem zullen gelijk wezen;12) want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.13) |
3) | En een iegelijk, die deze hoop14) op Hem heeft,15) die reinigt zichzelven,16) gelijk Hij rein is.17) |
4) | Een iegelijk, die de zonde doet,18) die doet ook de ongerechtigheid;19)20) want de zonde is de ongerechtigheid. |
5) | En gij weet, dat Hij21) geopenbaard is,22) opdat Hij onze zonden zou wegnemen; en23) geen zonde is in Hem. |
6) | Een iegelijk, die in Hem blijft,24) die zondigt niet;25) een iegelijk, die zondigt, die heeft Hem niet gezien, en heeft26) Hem niet gekend. |
7) | Kinderkens, dat u niemand verleide. Die27) de rechtvaardigheid29) doet,28) die is rechtvaardig, gelijk Hij rechtvaardig is.30) |
8) | Die de zonde doet,31) is uit den duivel;32) want de duivel zondigt van den beginne.33) Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij34) de werken des duivels35) verbreken zou.36) |
9) | Een iegelijk, die uit God geboren37) is, die doet de zonde niet,38) want Zijn zaad39) blijft in hem;40) en hij kan niet zondigen,41) want hij is uit God geboren.42) |
10) | Hierin zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels openbaar. Een43) iegelijk, die de rechtvaardigheid44) niet doet, die is niet uit God, en die45) zijn broeder niet liefheeft, |
11) | Want dit is de verkondiging,46) die gij van den beginne gehoord hebt, dat wij elkander zouden liefhebben. |
12) | Niet gelijk Kain, die uit den boze47) was, en zijn broeder48) doodsloeg;49) en om wat oorzaak sloeg hij hem dood? Omdat zijn werken50) boos waren, en van zijn broeder rechtvaardig. |
13) | Verwondert u niet,51) mijn broeders, zo u de wereld haat.52) |
14) | Wij weten, dat wij overgegaan zijn53) uit den dood in het54) leven, dewijl wij de55) broeders liefhebben; die zijn broeder niet liefheeft, blijft in den dood. |
15) | Een iegelijk, die zijn broeder haat, is een doodslager;56) en gij weet, dat geen doodslager het eeuwige leven heeft in zich blijvende.57) |
16) | Hieraan hebben wij de liefde58) gekend, dat59) Hij60) Zijn leven voor61) ons gesteld heeft; en wij zijn schuldig voor62) de broeders het leven te stellen.63) |
17) | Zo wie nu het goed der wereld64) heeft, en ziet zijn broeder gebrek hebben, en sluit65) zijn hart toe66) voor hem, hoe67) blijft de liefde68) Gods in hem?69) |
18) | Mijn kinderkens, laat ons niet liefhebben met den woorde,70) noch met de tong, maar met de daad en71) waarheid.72) |
19) | En hieraan kennen wij,73) dat wij uit de waarheid74) zijn, en wij zullen onze harten75) verzekeren76) voor Hem.77) |
20) | Want indien ons hart ons78) veroordeelt,79) God is80) meerder dan ons hart,81) en Hij kent alle dingen.82) |
21) | Geliefden! Indien ons hart ons niet veroordeelt,83) zo hebben wij vrijmoedigheid84) tot God;85) |
22) | En zo wat wij bidden,86) ontvangen wij van Hem, dewijl wij Zijn geboden bewaren, en doen, hetgeen behagelijk is voor Hem. |
23) | En dit is Zijn gebod, dat wij geloven87) in den Naam88) van Zijn Zoon Jezus Christus, en elkander liefhebben, gelijk Hij ons een gebod gegeven heeft. |
24) | En die Zijn geboden bewaart, blijft in Hem,89) en Hij in denzelven. En hieraan kennen wij, dat Hij in ons blijft, namelijk uit den Geest,90) Dien Hij ons gegeven heeft. |